X
GO

De Bontbekplevier

De bontbekplevier is een kleine waadvogel, die in Zeeland relatief veel voorkomt. hij broedt op schelpenstrandjes maar ook op kale open akkers. 

 

Hoe herken ik de bontbekplevier?

De bontbekplevier is een opvallende vogel met een bruin zwarte borstband, zwarte en witte banden op zijn gezicht en fel oranje-gele poten. De snavel van een bontbekplevier is oranje en zwart. In vlucht toont de bontbekplevier een witte streep op de vleugel. Zijn buik is helderwit. De bontbekplevier is 18 tot 20 cm lang.

Hij roept een kenmerkende ‘tjoe-wíe’. Hij is te onderscheiden van de kleine plevier, die bleekroze poten heeft heeft en een opvallend gele oogring en nagenoeg zwarte snavel. De strandplevier is veel bleker, heeft zwarte zijborst vlekken en zwarte poten. 

 

Waar leeft de bontbekplevier?

Hij nestelt in een ondiep kuiltje vooral in kustgebieden met geen of lage / spaarzame plantengroei en veel slik: kwelders/schorren, pas aangelegde eilanden, rustige stranden, ook wel opgespoten terreinen en akkers met veel kale grond. Verdwijnt vaak weer als broedvogel als door successie van de plantengroei het broedgebied ongeschikt wordt. Buiten de broedtijd is hij vooral te vinden op wadplaten, stranden, natte akkers, graslanden met plasjes.

 

Wat eet de bontbekplevier?

Hij eet vooral allerlei ongewervelde dieren die op de grond of in slik leven: garnalen, wormpjes, slakken, insecten en hun larven, spinnen en andere geleedpotigen. Zoekt zijn voedsel niet op de tast maar op het oog, op kenmerkende plevier manieren: lopen-stoppen-pikken etcetera. 

 

Blijft de bontbekplevier hier of gaat hij weg in de winter?

De bontbekplevier is een trekvogel, maar. Vogels van mildere gebieden (West-Europa) trekken niet ver en blijven steeds vaker in Europa overwinteren. Arctische populaties trekken eerder weg en trekken verder vooral naar West-Afrika. 

Ze trekken vooral overdag en ‘s nachts. de arctische ondersoorten trekken door in Nederland vanaf half mei tot in juni. Zuidelijke ondersoort al vanaf half februari. In het najaar trekken noordelijke populaties al vroeg weg. Een deel trekt via Zeeland en de Waddenzee, maar ook in een breed front over het continent.