In GLB pilot Akkerbelt zijn mogelijke maatregelen voor het nieuwe GLB in de praktijk getest. Rond Nisse zijn kruidenranden aangelegd langs en door akkers. Vanuit deze kruidenranden kunnen natuurlijke vijanden de plaaginsecten bestrijden. Doel was de uitvoerbaarheid en het effect op de aanliggende gewassen te testen. Met dit project FAB Nisse 2021 willen we hier een vervolg aan geven, om bij te dragen aan een ‘groenere akkerbouw’ (positief voor de biodiversiteit en de bedrijfseconomie).
Proef opzet
De randen zijn in voorjaar 2020 gezaaid en kwamen door het droge voorjaar laat tot ontwikkeling. Door die late ontwikkeling was het effect op de gewassen in 2020 niet te meten. Poldernatuur Zeeland heeft daarom van de provincie de opdracht gekregen het meerjarige mengsel in het tweede groeiseizoen te monitoren op natuurlijke plaagbestrijders en bestuivers. In deze akkers kon dan het effect waargenomen worden van natuurlijke vijanden die direct vanaf het begin van het groeiseizoen hun werk kunnen doen. Daarnaast zijn voorjaar 2021 kruidenranden gezaaid langs percelen met bruine bonen, een gewas wat pas laat (juli) bloeit. De verwachting was dat bestuiving vanuit de randen een positief effect heeft op de vruchtzetting van de bruine boon.
De akkers zijn opgedeeld in stukken die niet bespoten zijn en stukken die wel bespoten zijn (met selectieve middelen). Bij de Suikerbieten is een derde stuk pas bespoten bij een 1,5 keer hogere schade drempel. Delphy/Proefboerderij Rusthoeve monitorde de plaagdruk en aanwezigheid van schade met plantenonderzoek, WENR heeft natuurlijke vijanden en bestuivers geïnventariseerd met potvallen en plakstrips.
Resultaten
FAB Nisse 2021 heeft ondanks de beperkte opzet meer inzicht gegeven in natuurlijke plaagbestrijding en bestuiving. Daarbij is het effect van bestuiving op bruine boon het meest hoopgevend als het gaat om een bijdrage aan het economisch resultaat van het gewas. Het valt te overwegen juist dit laatste onderdeel in een vervolg verder te onderzoeken om gefundeerde conclusies te kunnen trekken.
Lees het hele eind rapport hier
Voor alle gewassen was waarneembaar dat het aanleggen van bloeiende akkerranden zorgt voor veel meer bloemen, wat zorgt voor duidelijk meer natuurlijke vijanden en bestuivers in het gewas. Maar de effecten variëren per gewas:
Bruine boon.
De bloemen randen langs de bruinen bonen zorgen voor een aanzienlijke hoeveelheid meer bestuivers. Hoewel nog niet significant aangetoond lijkt het er op dat percelen met een bloemrand een hoger aantal bestoven bloemen (aantal peulen per plant) hebben maar dat deze bloemen niet perse beter bestoven worden (aantal bonen per peul). Het totale effect is wel een hoger aantal bonen per plant.
De bloemrijke kruidenrand langs het perceel lijkt dus voorzichtig een positief effect te hebben op de bestuiving en vruchtzetting bij bruine boon en dus het economisch resultaat (opbrengst verlies van de rand niet meegerekend).
Ui
Ook bij de uien is te zien dat de akkerrand zorgt voor meer natuurlijke vijanden in het gewas, maar deze zijn blijkbaar niet in staat om de luizen/trips voldoende te onderdrukken en schade te voorkomen. Doordat sommige bestrijders groot zijn en de kleine tripsen zich diep in de uienplanten kunnen verstoppen gaat het effect van de natuurlijke vijanden omlaag omdat zij te groot zijn om in deze diepere lagen te komen. Het zijn de larven van de trips die de schadden aan het gewas aanrichten.
In het deel van het perceel waar geen insecticide is toegepast én dat langs een goed ontwikkelde kruidenrand ligt, liet een serieus zwaardere aantasting door trips zien wat resulteerde in een lagere opbrengst van 28% minder kilo’s per hectare (schade ongeveer € 3.000 per hectare). Conclusie is helaas dat natuurlijke plaagbestrijding hier niet het gewenste effect (beperking aanwezigheid trips) heeft bereikt.
Suikerbiet.
In het seizoen van 2021 zijn weinig groene bladluizen waargenomen. Enkel in het onbespoten object is het aantal groene bladluizen 1 keer boven de schadedrempel uitgekomen. In het gedeelte met 1,5 keer de schade drempel zijn geen luizen aangetroffen, dit is van wegen de hoge druk in het gebied (door IRS vastgesteld) wel gespoten. De verwachting is dat de natuurlijke vijanden een positieve bijdrage hebben geleverd aan het verminderen van, zowel de groene, als zwarte luizen. Dus de hoeveelheid gele vlekken (door het virus veroorzaakt) zijn zeker een verrassing. Omdat er tijdens iedere telling random een aantal planten worden uitgepakt die geteld worden, kan het zijn dat er net een plant waar die groene bladluizen op zitten, gemist wordt. Kijkend naar het verhoogde schadedrempel object en het onbespoten object, zou er geconcludeerd kunnen worden dat de natuurlijke vijanden net te laat in het gewas aanwezig waren om verspreiding van het vergelingsvirus te voorkomen en juist op jongen plant doet het virus de meeste schaden.
Bij suikerbiet was geen opbrengstbepaling van kg suiker/ha mogelijk. Conclusie is dat onvoldoende duidelijk is geworden wat het effect van de kruidenranden is op beperking van de schade door het vergelingsvirus.
Tellingen WENR
Cicaden zijn de meest voorkomend insecten op de plak strips, zij kunnen ook als plaaginsecten beschouwd worden omdat zij leven van plantsappen en daarbij ook ziektes kunnen overbrengen. De hoeveelheid cicaden lijkt op percelen zonder spuitmaatregel lager als op percelen met spuitmaatregel, de aanwezigheid van een bloemrand of geen bloemrand lijkt geen effect te hebben op de aanwezigheid van de cicaden.
Alleen voor de bladluizen en cicaden lijkt de aanwezigheid hoger op percelen waar regulier met insecticiden is gespoten in vergelijking met percelen waar helemaal geen insecticiden zijn gebruikt. Mogelijk komt dit doordat bladluizen en cicaden een perceel snel kunnen her koloniseren na behandeling met insecticiden, terwijl hun predatoren dan afwezig zijn. Na de bespuitingen daalt ook het aantal natuurlijke vijanden sterk, dat hoeft niet te komen door het middel, maar kan ook door voedsel gebrek. Dit fenomeen is in meerdere wetenschappelijke artikelen omschreven maar niet exact te duiden met de informatie die beschikbaar is in dit onderzoek.
Gezien de kleine opzet van het onderzoek met weinig herhalingen per behandeling is voorzichtigheid geboden bij het trekken van conclusies.
Lees het hele eind rapport hier